Filip en Stephanie maakten in hun rijke carrière binnen de psychiatrische hulpverlening al heel wat mee. De evoluties in het denken en werken met vrijheidsbeperkende maatregelen waren hierbij erg aanwezig.
In dit verhaal lees je hoe zij dit hebben beleefd, wat hierin een rol speelde en hoe ze er nu op terugkijken.

Stephanie Herrygers is verpleegkundige. Ze ging vijftien jaar geleden aan de slag in het psychiatrisch ziekenhuis Bethanië. Ze werkt er op de gesloten afdeling Terp, de vroegere Caras.
Filip De Donder is sinds 1985 verbonden aan Bethanië Geestelijke Gezondheidszorg. Hij werkte eerst als psychiatrisch verpleegkundige op een afdeling met chronische zorg, en was van 1991 tot 2011 hoofdverantwoordelijke op verschillende afdelingen. Maakt sinds 2012 als stafmedewerker deel uit van het beleidsteam, waar hij onder andere het agressiebeleid en beleid rond vrijheidsbeperkende maatregelen behartigt.

De visie op vrijheidsbeperkende maatregelen heeft de laatste decennia een grondige evolutie doorgemaakt. Hoe ga je daar als zorgverlener mee om? En wat betekent het voor je manier van werken?
Veranderingen in de geestelijke gezondheidszorg zijn zelden eenvoudig. Zo roept het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen vandaag heel wat vragen op. Hoe ga je als hulpverlener om met de nieuwe visies daaromtrent, zeker als die botsen met jarenlang ingesleten praktijken? En hoe krijg je je collega’s mee in dit verhaal? Filip De Donder en Stephanie Herrygers werken beiden al jaren in de psychiatrie en maakten in hun loopbaan grote veranderingen in visie en praktijk van dichtbij mee. Ze vertellen over hun persoonlijke traject.
Welke plaats hebben vrijheidsbeperkende maatregelen in jullie loopbaan?
FILIP: “Toen ik nog hoofd was van de afdeling voor personen met zware gedragsstoornissen en agressie werd er regelmatig naar gegrepen. Er waren toen veel meer regels en vaste gewoontes. Als daarvan afgeweken werd, pasten we nogal eens vrijheidsbeperkende maatregelen toe. Het ging vaak om kleine regels die we nu als erg strikt ervaren. Zo ging de keuken om acht uur ’s avonds dicht en pas opnieuw open om zes uur ’s morgens. Een kopje thee in de avond was dan al niet meer mogelijk. Tegenwoordig hebben de meeste afdelingen een open keuken. Als mensen honger hebben, mogen ze eten.”
STEPHANIE : “De afdeling Terp, waar ik werk, heeft een gesloten deur, wat op zich al een vrijheidsbeperkende maatregel is. Als team beslissen we voor wie de deur opengaat. Uiteraard gaan we hierover in overleg met de patiënt: we bespreken de situatie, luisteren naar elkaars mening en bekijken samen de mogelijke oplossingen. Op de gesloten opnameafdeling hebben we ook crisisopvang. Op vraag van een andere afdeling kan een patiënt tijdelijk bij ons komen om bijvoorbeeld het team wat rust te geven bij ontwrichting van de groep. We werken dan nauw samen met de patiënt en verruimen de blik waar een ander team op vastliep.”
Hoe zagen jullie de ideeën rond vrijheidsbeperkende maatregelen veranderen?
FILIP: “Regels zijn soms noodzakelijk. Maar het is belangrijk dat die regels evolueren van structureel naar tijdelijk en indien nodig ook individueel aangepast worden. Patiënten dwingen ons meer dan vroeger om daar blijvend over na te denken. De dialoog met de patiënten is veel belangrijker geworden in de loop der jaren. Soms kan het echt niet anders en moet iemand afgezonderd worden. Vandaag luidt de boodschap: doe het niet, tenzij het echt noodzakelijk is. Niet meer dan dat en zeker niet structureel.”
STEPHANIE: “Toen ik op de afdeling begon te werken, waren er veel interne spanningen rond het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen. We experimenteerden met een andere aanpak, maar waren daar nog niet klaar voor. Vandaag hangen de regels sterk samen met de populatie van patiënten, alsook met de team- en de groepsgeest van dat moment. Is er geen overlast voor anderen, dan zijn er minder regels. We zetten nu meer in op het bouwen van een vertrouwensband en op het creëren van een warme omgeving.”
FILIP: “Die toenmalige spanningen waar Stephanie het over heeft, kwamen ook terecht bij het kernteam (psychiater, psychologen, hoofden) en het beleid. Het team was bezorgd – hulpverleners kunnen zwaar getraumatiseerd worden door incidenten -, wilde gehoord worden en stuurde aan op meer regels en meer duidelijkheid.”
Hoe verliepen die veranderingen in jullie organisatie?
FILIP: “Het verliep druppelgewijs. Zorgverleners gingen steeds meer stilstaan bij het gebruik ervan. Maar het proces is volgens mij pas echt uit de startblokken geschoten met de komst van de multidisciplinaire richtlijn en de oproep aan de sector om regels kritisch onder de loep te nemen. We worden nu aangemoedigd om bestaande regels kenbaar te maken aan de patiënt en ze samen te bespreken. Vanuit het organisatiebeleid ondersteunen we teams om regels in vraag te stellen, bijvoorbeeld aan de hand van een eenvoudig maar verplicht reflectie-instrument. We focussen in onze opleidingen ook minder op louter fysieke beheersingstechnieken en meer op veilig in contact, met verbindende communicatie.”
STEPHANIE : “In Bethanië gebruiken we een instrument om casussen vanuit meerdere perspectieven te bespreken. Je komt zo soms bij dingen uit waar je eerst niet aan dacht. We nodigen nu ook een ‘kritische vriend’ uit: een zorgverlener van een andere afdeling die 24 uur na een afzondering kritisch mee reflecteert. Zo voorkomen we een tunnelvisie.”
Welke weg heb je hier zelf in afgelegd?
STEPHANIE: “In mijn ogen was in mijn opleiding te weinig aandacht voor deze materie. Als jonge starter boden de bestaande regels me daarom veel houvast. Ik klampte me eraan vast en dacht ook echt dat ik zo het juiste deed. Als een patiënt naar de afzonderingskamer moest en die persoon verzette zich daartegen, antwoordde ik dat dit nu eenmaal de afspraak is. Intussen weet ik dat zo’n strikte aanpak juist agressie kan uitlokken.”
FILIP: “Ooit schreef een ontslagen patiënt hoe hij zijn afzondering op de afzonderingskamer had beleefd. Die brief kwam toen bij mij en mijn teamleden binnen als een bom. De man mocht bijvoorbeeld om veiligheidsredenen zijn bril niet bij zich houden omdat die als gevaarlijk werd beschouwd. Waar we echter niet bij stilstonden was dat hij zodanig slecht zag dat hij zelfs geen klok meer kon lezen. Bij zo’n verhaal stel je je wel vragen bij wat je als zorgverlener allemaal hebt gedaan.”
Was er een frustrerend moment in dit proces?
STEPHANIE : “Toen het beleidsteam opperde om minder afzonderingsmaatregelen te nemen, was ik nog heel erg bezig met de regels en met mijn eigen veiligheid. Mijn eerste gedachte was dan ook: ‘Allemaal goed en wel, maar kom het maar eens doén’. Die andere kijk botste initieel op weerstand bij mij. Maar ofwel stap je op de trein, ofwel ga je weg. Ik werkte heel graag op Terp, dus heb ik ervoor gekozen om erin mee te gaan. Al verliep dat zeker met vallen en opstaan. Het heeft me wel wat tijd gekost om me die andere manier van werken eigen te maken. Ik ontdekte dat ik er mijn eigen stijl in moest vinden en ben dan met mijn aanpak gaan experimenteren. Nu werk ik veel met humor. Dat lijkt zijn vruchten af te werpen.”
Waar komt de terughoudendheid vandaan om deze maatregelen af te bouwen?
FILIP: “Ik denk dat het veel te maken heeft met een gevoel van veiligheid. Als je net afgestudeerd bent, heb je nog niet veel meegemaakt in de sector. De confrontatie met agressie en het gevoel van onveiligheid of onbekwaamheid dat daarmee gepaard gaat, kan iemand sneller doen grijpen naar controle en regels. Tegenwoordig heeft elke afdeling intervisies, waarbij de zorgverlener de ruimte krijgt om te ventileren en zich kwetsbaar op te stellen. Het is belangrijk dat moeilijke ervaringen verwerkt worden. Wat eveneens een rol speelt, is wie je zelf bent en uit welke context je komt.”
STEPHANIE : “Ook je eigen kijk op de job is bepalend. Als je zelf streeft naar veiligheid en voorspelbaarheid, ga je daar automatisch naar handelen. Het is dan belangrijk dat je een open team hebt waarin zulke situaties bespreekbaar zijn.”
Sta je nu anders in je job?
STEPHANIE: “Vroeger handelde ik op automatische piloot, nu ga ik veel meer af op mijn buikgevoel. Omdat ik mijn patiënten beter ken, kan ik ook op een humanere manier met hen omgaan. Het is fijn dat ik hiervoor de ruimte krijg van mijn kernteam en van het beleidsteam. Als ik het bijvoorbeeld meer opportuun acht om even met een patiënt naar buiten te gaan dan om hem een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, dan kan dat. Patiënten voelen zelf ook meer ruimte om aan te geven wat ze wel en liever niet willen.”
Welke adviezen geef je aan collega’s die hiermee aan de slag gaan?
STEPHANIE: “Het is belangrijk om binnen teams een open cultuur te creëren waarin gepraat kan worden over vrijheidsbeperkende maatregelen. Als je vindt dat iets niet door de beugel kan, dan moet je dat zonder gevolgen op tafel kunnen leggen. En durf ook eens een andere aanpak te introduceren. Ook al ben je niet zeker dat iets gaat werken, durf er toch voor te gaan.”

FILIP: “Het is inderdaad een taak van het beleid om dat te faciliteren. Er moet ruimte zijn om te experimenteren. Ook is het belangrijk om ervaringsdeskundigen en patiënten te blijven betrekken. Luisteren naar hun verhalen doét iets met je als hulpverlener. Tot slot heb ik een oproep: probeer niet alles altijd onder controle te houden. Het is belangrijk dat we naar individuen kijken als mensen die hun verantwoordelijkheid opnemen. We mogen hen niet alles uit handen nemen. En blijf verder nadenken over je eigen aanpak. Het is niet omdat iets op papier staat, dat je het altijd klakkeloos en zonder nadenken moet blijven doen.”
Hoe kan jij hiermee aan de slag?
- Omgaan met vrijheidsbeperkende maatregelen is teamwerk. Wil je hier samen rond reflecteren? Speel het teamreflectiespel!
- Bij Bethanië wordt ingezet op een inperking van het aantal regels in de organisatie, omdat een overmaat aan regels frustrerend is en agressie in de hand werkt. Op www.icoba.be vind je de bouwstenen voor goede regels en afspraken. Ook over het thema positief leefklimaat vind je er allerlei informatie en inspiratie.
– Uitleg over waar de term positief leefklimaat voor staat.
– Hoe het aspecten als de relatie tussen hulpverlener – zorggebruiker en groepsdynamiek bijdragen aan een positief leefklimaat.
– Tips om te werken aan een voorspelbare routine en huiselijke sfeer in een (semi)residentiële voorziening. - Wordt het wel eens spannend? In het online leertraject van Omgaan met VBM leer je hoe je spanning, escalatie en agressief gedrag kunt herkennen, voorkomen én erop te reageren.
- Na een incident helpt een goede evaluatie om feiten te beschouwen en gevoelens te erkennen. Je leert ook uit situaties, waardoor je preventief aan de slag kan. Lees hier een artikel met stappenplan en voorbeeldvragen voor nabespreking.
- Nog meer inspiratie? Bekijk hier de materialenbib.
Dit artikel verscheen in de Psyche Magazine van november 2025. De gedrukte versie kan je hier downloaden.
